De come-back van de Cornelia
Na de oorlog zijn volgens Sita Timmermans eerst oom Willem en dhr. Vermeulen op pad geweest om de gevorderde schepen te zoeken.
De Cornelia werd teruggevonden in Bremerhaven door een toen ingestelde commissie die de teruggave van gevorderde schepen moest verzorgen.
Er werden plannen beraamd.
Piet fietste van Alblasserdam naar Delfzijl. De bedoeling was om vandaar uit te proberen over de Duitse grens te komen. In Delfzijl werkte Jaap bij de douane. Hij was in de kost bij Teun en Annie de Boer-Blaauw. Daar vond Piet enige weken onderdak.
Toen er zekerheid bestond waar de Cornelia was mocht Piet de grens over.
Hij ging eerst met de boot van fa. Wagenborgen naar Nordeney en Cuxhaven. Met fiets en al reisde hij met de trein naar Bremerhaven.
Daar vond hij inderdaad de Cornelia.
Het schip was erg afgetakeld. Er zat letterlijk niets meer op. Alles was weg.
Een bakje zetten of een potje koken kon niet. Geen nood Piet leefde op water en brood. Maar hij waardeerde het zeer toen hij op een zondag bij buren mocht komen eten.
Het schip had samen met andere schepen dienst gedaan als schipbrug over de rivier de Weser. Er waren rijplaten overheen gelast.
Piet had een gloeilont meegenomen om de motor te kunnen starten. Gelukkig was de motor intact gebleven.
Willem was aan het werk bij de passagiersdienst van Vliegendhart in Alblasserdam en Simon was bij de BS in Zeeland.
Dus kwam Jacob mee om samen de buit via Delfzijl naar Alblasserdam te brengen.
Sita Timmermans herinnerde zich de vreugde bij de buren dat het schip weer terecht was.
Simon en Piet steken van wal
Het was een forse schadepost van 5570 gulden. Ter compensatie waren de Duitsers zo genereus om een klein, rond, houten krukje op de Cornelia achter te laten. De genoegdoening is beperkt, maar ik beschouw het krukje nog steeds als oorlogsbuit.
Piet van Beveren heeft later gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een schadevergoeding in te dienen bij de Duitse overheid. Op 24 maart 1954 is zijn verzoek in behandeling genomen. Op 19 november 1973 kwam er “ein Bescheid”. Na vier pagina’s met getallen stond op het laatste blad het eindbedrag: 0 Reichsmark. Het begeleidend schrijven, ondertekend: Hochachtungsvoll, Im Auftrag Herr Heithölten.
De beslissing viel dat Simon en Piet weer konden gaan varen, zoals ze dat vanaf 1940 ook gedaan hadden. Waarom Willem geen schipper werd op de Cornelia is mij niet bekend.
Deze samenwerking duurde niet lang want Piet vertrok naar Vlissingen. Daar ging hij varen op de Albatros, het douaneschip waarop zijn oom Jacob van Beveren kapitein was.
Ruigenhil 6
Boelhouwer en Cornelia hebben tot 1947 aan de Oost-Kinderdijk gewoond.
Blijkbaar was het huis nog in eigendom van fam. de Wit, want de dochter van Jan de Wit, getrouwd met dhr. Hardam eiste haar rechten op. Weer moesten Boelhouwer en Cornelia en Lena op zoek naar andere woonruimte.
Aan de Ruigenhil waren een aantal huizen aan de dijk herbouwd. Blijkbaar kostte het toch moeite om de gemeente ervan te overtuigen, dat een van de woningen aan de fam. van Beveren toegewezen moest worden.
Willem heeft nog op het gemeentehuis een bezoek gebracht aan de burgemeester. Op zijn manier heeft hij de boodschap vrij duidelijk op tafel gelegd; Willem kon soms op enigszins stormachtige wijze argumenteren. Het resultaat stemde tot volle tevredenheid.
Dit betekende dat Boelhouwer en Cornelia niet terugkeerden naar Zeeland en in Alblasserdam bleven. Nu was de locatie niet slecht voor een schippersfamilie. Alblasserdam is gelegen aan rivier de Noord. Dit is een verbindingsschakel tussen de rivieren in Noord – en Zuid-Nederland. Willem en Simon zouden daar regelmatig langskomen. Verder lag het tussen Delfzijl en Vlissingen in.
Ze hebben daar een aantal jaren met veel plezier gewoond. Ze troffen het met fijne buren; fam van de Wulp. Of ze hun Zeeuwse familie en kennissen erg misten weet ik niet.