Dit is de eerste foto van Cornelia in “dracht”.
Wat ging Boelhouwer doen na zijn diensttijd in 1893 en voor zijn huwelijk in 1904? Uit de eerder genoemde anekdote over de zondag voor anker op de rede van Brouw weten we dat Boelhouwer bij zijn vader voer toen hij verkering had. Want zijn zwager Pieter van Wouwe had een aardige zus.
Ze heette Cornelia en zo kreeg Boelhouwer verkering met Cornelia van Wouwe.
Mevrouw M.E. Jansen-Glas schrijft in “Brouwershaven 700 jaar”, dat de meisjes op Schouwen-Duiveland op ongeveer 16-jarige leeftijd in dracht gingen. De muts was van tule en afgezet met Beverse kant. (Kan het mooier?) Een daagse variant was de haakmuts (“aekmuste”) ze werd gehaakt van wit katoen.
Onder elke muts zat een ondermuts, gemaakt van zwarte stof of katoen waarin het zilveren oorijzer met de gouden krullen was vastgenaaid. Aan het gladde bovenstuk zat een gerimpeld “boompje”, waarin de haarknoet zat. Voor men de muts opzette moest men eerst de “kuve leggen”, d.w.z. het haar in model leggen.
Een klaverbladvormige gouden strik met daaronder een zilveren hanger, waarop drie diamantjes waren gezet. Daaronder een zilveren balletje waar een parel aan vastgemaakt was.
Er werd veel zwarte kleding gedragen op Schouwen. Cornelia droeg een tweemaal gewonden streng bloedkoralen met gouden slot en een broche.
Ik heb haar nooit de bloedkoralen zien dragen. Wel een ketting met gitten, die bij rouw werd gedragen. Boelhouwer en Cornelia trouwden op 15-6-1904 te Brouwershaven.
Links op deze foto was de bewaarschool of poppeschoolle, in 1870 gesticht door ’t Nut. Van 4 tot 6 uur was er ook breischool voor de meisjes van de lagere school. In die tijd moesten alle meisjes elke dag voor hun moeder een aantal toeren breien aan een kous. Het verplichte breien gebeurde bij mooi weer in groepjes ergens op straat. ’s Avonds werden er danslessen gegeven in de bewaarschool. In 1924 werd in de gemeenteraad verzocht, “om in het belang van de kinderen uit de buurt, de ramen van de bewaarschool zoveel mogelijk gesloten te houden”.
Aan de bewaarschool lijkt een bevestiging voor een lantaarn te zitten. Straat verlichting was er nauwelijks en de lantaarns werden ’s zomers van de palen afgehaald om beschadiging te voorkomen. In de winter gingen de lantaarns om 10 uur uit, sommige om 11 uur en er was een enkele “doorbrander”. De lantaarnopsteker kreeg van de gemeente een bepaalde hoeveelheid olie en moest de lampen ook schoonhouden.
In die tijd was er in huis geen stromend water. Water haalde men uit de regenbak (den tras). Heet water moest gekookt worden als het om weinig ging, maar voor de was werd er vaak bij een stokerij heet water gehaald. Keetje Duinhouwer had een eenvoudig duwkarretje waarmee ze met petroleum leurde en verkocht water vanuit haar pakhuis in de Nieuwstraat.
In 1930 werd in Brouwershaven waterleiding aangelegd. Ieder was verplicht een leiding in huis te laten aanleggen tot in de gang achter de voordeur. Niet iedereen was het daarmee eens, want iedereen had zijn eigen regenbak en bij gebrek aan water kon men water halen uit de put bij de kerk. Er werd een comité opgericht tegen deze dwang. Men gebruikte het leidingwater niet voor de was, want dat kostte teveel zeep door de hardheid van het water.
Boelhouwer en Cornelia waren “gereformeerd”. De gemeente kwam voort uit de zgn. afgescheidenen. In 1834 vond in Ulrum de Afscheiding plaats. Mensen verlieten de Hervormde kerk omdat ze het niet eens waren met de “vrijzinnigheid” in deze kerk. Koning Willem 1 nam zelfs harde maatregelen om deze beweging de kop in te drukken. Een groep afgescheidenen huurde vanaf 1867 het weeshuis naast de kerk voor hun samenkomsten.
Op 20 mei 1872 werd de Christelijke Gereformeerde Gemeente Brouwershaven gesticht. In de Nieuwstad werd op 3 mei 1873 de eerste steen gelegd voor een nieuw kerkgebouw. In 1886, onder leiding van A. Kuyper, verliet nog een grote groep de Hervormde kerk. Samen met de afgescheidenen vormden ze in 1892 de Gereformeerde Kerken in Nederland. Ook de gereformeerden in Brouwershaven sloten zich hierbij aan.
Op 28 januari 1906 kregen Boelhouwer en Cornelia een zoon. Hij werd vernoemd naar zijn opa Willem van Beveren.
Of ze in 1906 de boel droog hebben gehouden weet ik niet, maar bij de stormvloed van 12 maart waren er uitzonderlijk hoge waterstanden.
De vloedplanken moesten het water tegenhouden zodat de lager gelegen Nieuwstad niet blank kwam te staan. De hoge palen langs de haven moesten voorkomen dat de schepen op de kade kwamen te liggen.
Na 1906 ontwikkelde ir. de Muralt een goedkope manier om de dijken te verhogen, zonder het dijklichaam te verbreden; de z.g.n. muraltmuurtjes.
Een muraltmuur bestaat uit drie of vier horizontale betonnen platen, van ongeveer een meter hoog, tussen betonnen staanders. Tussen 1906 en 1935 werd ongeveer 120 km van deze muraltmuurtjes aangelegd, ongeveer een derde van alle toenmalige Zeeuwse buitendijken. Ook bij de haven van Brouwershaven werd een waterkering gemaakt volgens het systeem van de Muralt.
Cornelia was in verwachting van haar tweede kind toen er een ongeluk gebeurde. Willem was twee jaar toen er met kokend water iets finaal mis ging. Hoe het precies gegaan is, weet ik niet. Hoelang zijn lijden heeft geduurd, wat ze nog voor hem hebben kunnen doen, ik weet het niet. Op 13 mei 1908 overleed Willem. In een advertentie bedankten Boelhouwer en Cornelia voor alle hulp en meeleven. Toen we 92 jaar na dato Pietje de Oude uit de Nieuwstraat spraken, wist ze nog te vertellen over het kind dat ze bij Van Beveren verloren hadden. Blijkbaar had dat grote indruk gemaakt.
Op 30 september 1908 werd een meisje geboren. Ze heeette Tannetje, naar Cornelia’s Moeder Tannetje de Moor. In het eerder afgedrukte briefje van Lena Arnold van 14-8-1909 staat: Ik moet u ook feliciteren voor Boel en Cornelia. De kleine zus rijst alleen al op en dan staat ze zoo. Het is toch zoon lief kind. Dit lieve kind is Tannetje. Blijkbaar paste opoe hier op haar kleinkind.
In 1909 trouwde de zus van Boelhouwer, Trijntje Anna met Leendert van de Weele. Op 30 april 1909 werd er groot feest gevierd bij de geboorte van prinses Juliana. De meisjes dragen allemaal hoedjes; die werden gekocht bij Gerepie Slager-van Beveren in de Nieuwstraat. Met Pasen kregen de kinderen nieuwe zomerkleren aan, en een nieuwe hoed of minstens nieuwe bloemetjes of lintjes op de oude hoed, die ze bij Gerepie mochten uitzoeken.
Op 29 april 1910 kregen Boelhouwer en Cornelia een tweede meisje. Ze werd genoemd naar de moeder van Boelhouwer; Lena.
Op 2 juni 1912 werd een jongetje geboren dat de naam kreeg van zijn overleden broertje Willem.
In 1913 trouwt Boelhouwers jongere broer Jacob met Cornelia Smouter.
In 1914, het jaar dat de eerste wereldoorlog uitbreekt, wordt op 3 maart mijn vader Simon geboren. Hij werd vernoemd naar zijn opa Simon van Wouwe.
Op 25 december 1916 werd Jacob geboren genoemd naar zijn oom Jacob van Beveren.
De Eerste Wereld Oorlog was een tijd van schaarste en er was gebrek aan olie. 500.000 mannen waren in Nederland gemobiliseerd. De handel en industrie stagneerden. Veel producten werden gerantsoeneerd. In 1917 kwam de oorlog wel heel dicht bij.
Tijdens de 1e W.O. was het in de provincie Zeeland gebruikelijk om de Nederlandse vlag uit de torens te laten wapperen. Aan beide kanten van het dak van het stadhuis was ook de Nederlandse vlag geschilderd. Het moest de Duitse en Britse vliegers eraan herinneren dat ze boven neutraal gebied vlogen. Maar dit hielp niet altijd. Op 30 april 1917 gooide een verdwaalde Britse piloot zijn 6 bommen op een woonwijk in Zierikzee. Het gevolg van deze vergissing was drie slachtoffers en een enorme schade. In 1918 teisterde de Spaanse griep de door de oorlog verzwakte mensen; 17.400 slachtoffers.
In 1918 verkocht Boelhouwer de Blazer die zijn vader had laten bouwen. Hij kocht er een hoogaars voor terug.
Een jaar na de oorlog op 10 augustus 1919 werd Pieter geboren, vernoemd naar zijn “dubbele” oom Pieter van Wouwe. Kort daarop werd Tannetje ziek en ruim een maand later op 23 september 1919 stierf Tannetje van Beveren, de oudste dochter aan een hersenvliesontsteking.
Niet lang daarna werd de onderstaande gezinsfoto gemaakt, in mei 1920.
Een prachtig portret. Een glimlach bij de kinderen naar de fotograaf. De kleine Jacob mocht even niet praten en deed zijn uiterste best om daar braaf aan te voldoen. Het gezicht van Cornelia liet zien dat er iemand ontbrak. Ze had ook geen sieraden om, aan de gouden krullen ontbraken de strikken en ze droeg geen ketting. De rouwmuts was gemaakt van batist en het kant ontbrak. Het tijdstip van de foto zou kunnen vertellen dat ze beseften hoe breekbaar hun gezin kon zijn. Hadden ze nog wel een foto van Tannetje?
Een vaag plaatje van Cornelia in de deuropening met een daagse haakmutse op en Lena met Willem, Simon en Piet. De grotere jongens met pet en op klompen. Lena zo te zien met vlechten. In 1920 solliciteerde Boelhouwer naar de functie van Havenmeester. Is het vissen niet meer lonend? Speelt zijn gezondheid een rol? Speelt de gezinssituatie een rol? Wil hij meer tijd hebben voor de kerk en maatschappelijke functies?
Boelhouwer was ondanks zijn niet sterke gezondheid actief in de kerk en in de politiek, zo schreef mijn vader. Hij was actief lid van de A.R. Hij ging erop uit om stemmen te werven. Mijn vader vertelde dat hij bij een boer kwam, die zo reageerde: Jezus? Heb ik niet nodig. Zonde? Heb ik geen tijd voor.
Volgens G.C.Groenleer in het boekje “School maken met de Bijbel” had de commissie tot wering van schoolverzuim weinig te weren in Brouwershaven. Aan de christelijke school had de commissie geen kind.
In 1896 was de “Vereniging tot stichting en instandhouding van een school met de Bijbel gevestigd te Brouwershaven” opgericht. In 1905 werd het oude gebouw van de Gereformeerde kerk in de Nieuwstad verbouwd en ingericht als school. En juffrouw Cornelia Smouter werd benoemd, die later zou trouwen met Boelhouwers broer Jacob.
De school telde twee lokalen. Er waren in de jaren twintig 70 à 80 leerlingen inclusief de kinderen uit de buurgemeenten. Schoolgeld werd geheven naar draagkracht: 30 cent voor klasse 1 en voor klasse 4 15-25-30 cent voor 1, 2, 3 of meer kinderen. De schooltijden waren s’zomers van 10-1 uur en van 3-5 uur, s’winters van 9-12 en half 2 tot half 4.
Het onderwijs was redelijk goed, maar de leermiddelen waren aan uitbreiding en vernieuwing toe. Maar twee lokalen voor 6 klassen was gebrekkig. De gang was somber en de lokalen niet opwekkend. Stinkende privaten en een zinkput zonder afvoer maakten het er niet aantrekkelijker op.
In 1920 werd meester Catsman benoemd die ruim 30 jaar is gebleven. Hij aanvaardde zijn benoeming, maar bedong eerst nog de bouw van een nieuwe school.
De lager onderwijswet van 1920 bracht de financiële gelijkstelling voor openbaar en bijzonder onderwijs. Het bestuur maakte direct gebruik van de wettelijke mogelijkheden door een nieuwe school te bouwen.
De nieuwe school stond op een perceel grond achter de oude, zodat er ruimte ontstond voor een schoolplein. Vlak naast het huis van Simon van Wouwe.
Bij de opening in 1921 eindigde voorzitter Padmos met de oproep: “Broeders en zusters, ontvangt dit nieuwe gebouw als een geschenk uit Gods hand. Ik hoop dat er uit uw midden veel gebed is voor hen die in dit gebouw uw kinderen opvoeden en onderwijzen”.
We lezen in de Zierikzeese Nieuwsbode dat Boelhouwer samen met zijn neef Cornelis van Wouwe in 1923 als zesde op de A.R. kandidatenlijst geplaatst werd voor de gemeenteraad in Brouwershaven. Geen verkiesbare plaats want er waren 6 kandidaten en twee zetels voor de A.R. De krant meldde bij de uitslag dat er 0 stemmen op hem waren uitgebracht.
In 1923 stierf Matthijs van Wouwe, een broer van Cornelia.
In 1924 was er feest in Brouwershaven; koninklijk bezoek!
Lena was lid geworden van de gereformeerde meisjesvereniging. De meisjes vroegen aan de boerenzoons of ze hen met hun koetsjes naar de duinen wilden rijden.
Thuis was er ook speelgoed. Hier een afbeelding van een blikken vrachtwagen. Simon had er ongeveer zo een, maar dan meer een T-Ford met een laadbak. De zuinig bewaarde auto kreeg ik later, maar de lipjes van het blik braken snel af. Bovendien wist ik er niet de juiste waarde aan te hechten. De vergelijking met de dinky toys viel in mijn ogen negatief uit voor deze nostalgische voorloper.
De grote jongens gingen mee de zee op om te vissen. Ze leerden netten breien en het boeten van kapot getrokken netten. Hier een foto aan boord van de BH4 omstreeks 1926. Vooraan; Boelhouwer van Beveren, links Willem en daarachter Simon. Bij het roer knecht Grootjans en een passagier. De garnalenvangst werd gezeefd, wat erdoor viel ging weer overboord. De garnalen werden aan boord gekookt in zout water, de damp slaat eraf. Er zat ook wel schol, rog, schar en tong in de netten.
De grote vis werd verkocht aan opkopers. De jongens gingen ook Schouwen in met een mand garnalen, om deze aan de deur te verkopen.