Inhoud
Over een andere boeg….
De garnalenvangst was economisch niet aantrekkelijk meer. Door de grote aanvoer daalden de prijzen. Boelhouwer besloot het over een andere boeg te gooien en een motorschip te laten bouwen. Hij gaf opdracht aan de werf van de gebr. Boot in Alphen aan de Rijn een schip te bouwen. Veel Zeeuwen hadden de weg naar deze werf gevonden. Er werden sterke schepen gebouwd.
Tot 1931 werden alleen middeldruk (gloeikop) motoren door Industrie gebouwd. Deze hadden als belangrijkste kenmerken dat ze relatief goedkoop in aanschaf, bedrijfszeker, eenvoudig geconstrueerd en gemakkelijk te bedienen waren. Nadelen ten opzichte van hoge druk dieselmotoren waren dat ze voorgegloeid moesten worden bij het starten en dat ze een hoger brandstofverbruik hadden. Geluid industriemotor.
Op 5 augustus 1927 werd de Cornelia ingeschreven in het dagregister van het kadaster te Leiden met als brandmerk: 383 B LEID 1927.
Investeren op hoop van zegen
Boelhouwer sluit een scheepshypotheek met een hoofdsom van f 10500,- plus nog verdere kosten, totaal 16511 guldens en een kwartje. Tegen een rente ven 5,75 % met een looptijd van 10 jaar.
De aflossing ging in jaarlijkse termijnen Het eerste jaar op 1 juni 1928 f. 525,-. In 1929 f.636,- en dan van 1930 tot en met 1936 f 735,- en het resterende bedrag moest in een keer betaald worden. Achteraf gezien was het geen periode met economische meewind; crisis en strenge winters.
De Cornelia steekt van wal
Boelhouwer moest een plaats veroveren in de regionale scheepvaart. Er waren al verschillende beurtschippers in Brouwershaven en de meeste waren nog familie ook. Ik weet niet of iedereen blij met deze nieuwe concurrentie. Maar Boelhouwer zocht het niet in de beurtvaart. Hij sloot een contract met C.W. den Boer. Deze had een fouragehandel dat wil zeggen een bedrijf dat handelde in hooi en stro, maar ook in turf, bieten, kolen, en cokes.
Het gezin bleef wonen in de Nieuwstraat. Hoe groot de reikwijdte was van het vrachtvervoer en hoe lang Boelhouwer van huis was weet ik niet.
Twee jaar na deze nieuwe start kreeg Boelhouwer te maken met de gevolgen van de economische crisis die in 1929 begon. De scheepvaart kreeg het erg moeilijk omdat er minder aanbod was van te vervoeren goederen. Belemmerend was ook de strenge winter van 1929-1930. Men reed met auto’s over de Zuiderzee. De scheepvaart lag daar 14 weken stil.
In die tijd kon de hypotheek op het schip niet meer opgebracht worden.
De geldschieter nam genoegen met de rente en de aflossing werd opgeschort. Veel schepen werden in die tijd opgelegd, dat wil zeggen dat de hypotheekverstrekker beslag liet leggen op het schip. Maar het aan de ketting leggen van een schip bood geen helemaal geen uitzicht op verdere afbetaling van de schuld. Bij verkoop bracht het ook minder op door de waardedaling. Deze oplossing was dus de minst slechte.
In de brand en uit Brouw
Maar in 1930 ontstond er brand in een loods van C.W. den Boer in de buurt van de Gereformeerde school in de Nieuwstraat. Ik heb begrepen dat dit een reden was voor Den Boer om het contract met Boelhouwer op te zeggen.
Nu was het voor Boelhouwer en Cornelia financieel niet meer mogelijk om ook nog het huis aan de wal aan te houden. Zo viel het besluit dat het gezin mee ging varen.
Cornelia was er zeker in het begin niet blij mee dat ze mee ging varen.
Het betekende een grote verandering. Ze was toen ongeveer 52 jaar.
Ze ging weg uit de besloten Brouwse gemeenschap, naar een relatief eenzaam bestaan als schippersgezin. Het onderhouden van sociale contacten werd heel anders. Het meewerken op een schip was Cornelia helemaal niet gewend. En het onderhouden van haar gezin ging nu wel heel anders. De gezondheid van Boelhouwer en Cornelia was niet heel sterk. Boelhouwer had regelmatig last van bronchitis. Wat haar gezondheid betreft, zei Cornelia later dat ze na haar vijftigste opgeknapt was!
Piet zat echter nog op school. Maar er werd een oplossing gevonden.
Tante Jo ging wonen in het huis in de Nieuwstraat en Piet bleef nog tot 1931 aan de wal. Op zijn laatste schoolrapporten staat de handtekening van tante Jo. Piet wilde veel liever meevaren. Hij heeft nog gedeeltelijk de 7e klas gedaan in Brouwershaven. Hij voer toen al regelmatig mee, dat is te zien aan het aantal uren geoorloofd verzuim op zijn rapport. Op verschillende schippersscholen in den lande heeft hij nog het 7e jaar afgemaakt.
Tante Jo verdiende geld met naaien en het verstellen van kleding, net als haar oudste zus Trijntje Anna. Om wat bij te verdienen pelde ze garnalen.
Piet had het daar niet zo op, want terwijl de vriendjes buiten voetbalden, moest hij meehelpen met pellen.
Er waren in de familie van Boelhouwer en Cornelia in Brouwershaven veel veranderingen. De beide ouders van Cornelia leefden niet meer, haar vader Simon van Wouwe was in 1928 overleden. De jongere zus van Boelhouwer, Trijntje Anna van der Weele was in 1929 in Bruinisse overleden. En Willem de Noorman kon zich nauwelijks over het verlies van zijn geliefde dochter heen zetten en stierf in 1930. Het huis aan de haven werd verkocht.
Van de broers en zussen van Boelhouwer woonde alleen tante Jo voorlopig nog in Brouwershaven. Later hadden ze hun “waladres” in Vlissingen bij Jacob van Beveren.
Daarmee kwam er een einde aan de Brouwse periode.