1930 Boelhouwer en Cornelia

De wilde vaart kon wilder

Noodgedwongen waren Boelhouwer en Cornelia op de “wilde vaart” gegaan. Maar je kunt niet zeggen dat ze de wind mee hadden. In de jaren twintig was de motorisering van de wilde binnenvaart flink op gang gekomen. Daardoor was de vervoerssnelheid toegenomen. De vracht was veel sneller op zijn bestemming. In dezelfde tijd konden meer vrachten gedaan worden. Ook de vervoerscapaciteit steeg. Er kwamen meer en grotere schepen. Op den duur was er sprake van overcapaciteit. Het begin van de jaren dertig waren slecht voor de scheepvaart.

Naast de malaise van de economische crisis, was er de concurrentie van de vrachtwagens. In 1928 reden er 28.734 vrachtwagens in ons land en in 1936 waren dat er 47.810. Ondertussen groeide de macht van de scheepsbevrachters omdat men keuze had uit schippers die tegen bodemprijzen wilden varen. Binnen korte tijd leidde dit tot schrijnende toestanden in de binnenscheepvaart.

Schippersbonden ondernamen in 1931 acties in Amsterdam om de aandacht te richten op de problemen van de binnenvaart. De politiek reageerde met het instellen van een Commissie tot onderzoek van de economische toestand der binnenschipperij. In 1933 leidde dit tot de wet op de evenredige vrachtverdeling via beurzen.

Hier een voorbeeld van een bevrachtingsboekje uit 1932

Schippers kregen een bevrachtingsboekje. Men meldde zich op de schippersbeurs, daar werd zijn boekje ingenomen. De beursmeester beoordeelde welk schip er geschikt was voor de aangeboden vracht en welk schip er het eerst aan de beurt was. De overheid kreeg greep op de tarieven en dat maakte een eind aan het varen tegen bodemprijzen.

Er waren ook nadelen aan deze wet, want de internationale vaart; de Rijnvaart, viel hier niet onder. In Duitsland werd bepaald dat Nederlandse schepen werden uitgesloten van bulkvervoer. Toch bracht deze crisiswet verbetering in de situatie. En vanaf 1936 begon het in de binnenvaart weer beter te gaan.

Boelhouwer als ‘schipper naast God’

Er bestaat een stereotype van ‘de’ schipper: geen rust in je lijf en enigszins heetgebakerd. Aan dit beeld voldeed Boelhouwer helemaal niet. Oom Piet beschreef hem als zachtaardig, zorgzaam voor zijn gezin, wat zwaartillend van aard maar een doorzetter als het op werken aankwam. Hij had een ernstig, wat zwaarmoedig karakter, niet bepaald een lolbroek, hij was gelijkmatig, niet opvliegend, maar wel vasthoudend.

Cornelia heeft wel eens gezegd dat Boelhouwer wat harder op moest treden. Ook in de wereld van de binnenvaart kwam hij leugen en bedrog tegen. Bij het laden van los gestorte goederen werd de vracht gemeten aan de hand van het ijkpunt. Een niet nader genoemde firma waar hij vracht voor vervoerde behandelde hem oneerlijk; bij de ijkopname werd te krap opgemeten. Daardoor werd er veel meer vracht vervoerd dan afgesproken was bij de overeenkomst van de vrachtprijs. Natuurlijk in het voordeel van de firma en in het nadeel van de schipper. Ook is het een keer gebeurd dat een vracht vervoerd was van Rotterdam naar Antwerpen en dat intussen de firma failliet ging. Weg vrachtpenningen.

Vooral in België werden vrachten afgesloten in een café. Bevrachters met een rode neus lieten zich daar graag trakteren door schippers die de eerste of de beste vracht wilden. Maar daar ging Boelhouwer niet in mee. Hij dronk zelf geen alcohol en geloofde dat God voor hem zorgde en dat hij toch wel vracht kreeg al duurde dat misschien wat langer.

Hij had een echt geloof waar hij ook voor uit durfde komen

Hij vond het erg belangrijk als er op zaterdag of zondag gezongen werd, bij het orgeltje waar Lena op speelde. Vaak was het laatste lied: Ik wil u o God mijn dank betalen, u prijzen in mijn avondlied. Het geschilderde tekstbord geeft een citaat van Mozes uit de tijd van de reis door de woestijn. Zo zag Boelhouwer dat blijkbaar ook. Boelhouwer durfde principiële besluiten te nemen, “ziende op het gebod en blind in de toekomst.” Ook als het op de zondagsheiliging aankwam.

In een Belgisch kanaal lagen een aantal Hollandse schepen afgemeerd om daar de zondag te vieren. Een zogenaamde vaartwachter vond het nodig om die Hollanders een lesje te leren. Ze mochten er volgens hem niet blijven liggen en hij sommeerde hen om verder te varen. De schepen lagen echter niemand in de weg. De opmerkelijke ijver van deze ambtenaar was dus niet te verklaren uit enige noodzaak. De reactie van Boelhouwer was kort en duidelijk: ik ga niet weg, want het is zondag. Daar kon deze zuiderbuur het mee doen, maar het leverde wel prompt een bekeuring op. Door tussenkomst van een of andere schippersbond werd later de bekeuring kwijtgescholden en terugbetaald. Maar ook als dat laatste niet was gebeurd had Boelhouwer de consequenties voor zijn rekening genomen.

Op deze foto staan Boelhouwer, Lena en waarschijnlijk Willem

Het was zomer want er was een tent gespannen boven de roef tegen de warmte. De nette kleren duiden op een zondag. De fiets op de kop duidt op een lekke band. Het zal toch niet waar zijn?

Het onderhoud van de Cornelia lag Boelhouwer na aan het hart.
Hij werkte hard om het schip in optimale conditie te houden. Dat was ook een kwestie van schipperstrots; je schip brandschoon, strak in de lak en het koper blinkend als goud. Een keer heeft hij zijn stuurhut eraf gevaren.
Vooral in België waren lage bruggetjes. Nu was het omslachtig om steeds de stuurhut af te breken en weer op te bouwen. Als het niet teveel scheelde, kon het ook zo: veel gas geven, dan ging de kont omlaag, zo kon je net onder de brug door komen. Maar dat ging ook wel eens mis dus. En dit wekte bij de collega’s een bepaald gevoel voor humor op.

Boelhouwer rookte zijn pijpje met tabak van het merk Rode Ster en van hem kon getuigd worden: “een tevreden roker is geen onruststoker.” Oma bekeek dat anders, ze had een hekel aan “die smerige pupe.”

Ster tabak

De bemanning (of bemensing) van de Cornelia

Ik denk dat Cornelia veel offers heeft moeten brengen om de magere jaren te overleven. Aan de wal of aan boord, het waren werelden van verschil; de boodschappen, de was, het meehelpen aan boord, geen elektriciteit. En dat in een gezin met opgroeiende kinderen. In 1930 was Lena 20 jaar, Willem 18, Simon 16, Jacob 14 en Pieter 11 jaar. Zou Lena haar vriendinnen erg gemist hebben? En hoe ging dat met die puberende jongens, die op elkaars lip zaten? Waar sliep iedereen? Maar de tijd dat het hele gezin compleet op de Cornelia voer duurde maar kort. Want pas in 1931 kwam Piet aan boord, omdat hij nog naar school moest en in dat jaar vertrok Willem om in dienst te gaan.

Tot wanneer Lena aan boord is geweest weet ik niet precies.
Ze is huishoudster geworden bij ds. Elgersma te Leens. Later is ze een opleiding tot kraamverzorgster gaan doen, maar de data zijn mij niet bekend.

Willem werd opgeroepen voor militaire dienst in het jaar dat hij 19 werd. Willem kwam bij de marine. Daar moest hij ook meedoen aan de exercities. Marcheren was niet echt iets voor hem. Maar “wrikken” in een roeiboot hoefde niemand hem te leren. Hij werd ingedeeld bij het korps pontonniers en torpedisten te Dordrecht. Jammer dat hij weinig verteld heeft over die tijd.

Willem, rechts op de foto
Willem, links op de foto

Waarschijnlijk is Willem daarna niet meer teruggekeerd als bemanningslid van de Cornelia. Hij heeft als knecht gevaren op allerlei schepen. O.a. op “de Broedertrouw”

De Broedertrouw

In 1933 stuurde C de Nooyer een briefkaartje aan Willem, a/b van m.s. Broedertrouw. Op deze foto het schip Broedertrouw. Het is niet bekend wat voor gezelschap hier aan boord is.

Simon in 1934/35

Simon had vrijstelling van dienstplicht wegens broederdienst. Hij werkte tot 1834 op de Cornelia. Hij was 20 jaar toen hij als schippersknecht aanmonsterde bij schipper Dijkema. Ze voeren met de Novalis, een zeilklipper van 216 ton en 31 meter lang. Simon was daarmee weer terug in het zeiltijdperk. De twee jaar dat hij daar gevaren heeft waren 2 goede jaren. Hij heeft altijd contact gehouden met schipper Dijkema.

Daarna werkte Simon als halfwas jachtbouwer bij jacht- en scheepswerf gebroeders Grevenstein in Ijsselmonde. Hij kreeg ontslag omdat er gebrek aan werk was. Hij vertelde dat veel rederijschepen waren opgelegd en dat schepen van particulieren door de geldschieters werden verkocht. Later vertelde hij dat hij graag timmerman had willen worden. Hij heeft ook staaltjes vakwerk op dit gebied laten zien. Wie weet of deze voorliefde voor hout geboren is in de kuiperij van zijn opa.

In 1937 en 1938 ging hij als knecht varen op m.s. Bamaadsu van familie J. Vissers. Het was een schip van 124 ton met een 50/60 pk Bronsmotor. Ze voeren veel op België en N-Frankrijk en met de bietencampagne op Roosendaal. Simon werd daar beschouwd als lid van het gezin, ook in de tijd daarna. Wat Simon in 1939 gedaan heeft weet ik niet.

De Novalis

Novalis, 216 ton 31m lang, 6,5 m breed over de zwaarden. Alles met de hand bediend , alleen een 4 pk dekmotor voor het “hieuwen” van het anker en het bijzetten van de mast als deze voor bruggen moest worden gestreken. Veel en zwaar werk.

Van Grevenstein (broers van mevr.Dijkema) bouwde een mooi model stalen jacht en vletten. In de crisistijd werd een goede met de hand geklonken sleeptjalk van 130 ton verkocht voor 1000 gulden.
Jacob

Jacob ging in 1938 bij de douane. Eerst in Lobith. Daarvoor moest hij eerst zorgen dat zijn vooropleiding voldoende was. Hij zocht een oude schoolmeester op die hem boeken liet aanschaffen en hem les gaf. Later kreeg hij een aanstelling in Delfzijl als douaneambtenaar bij invoer en accijnzen. Hij kwam daar in de kost bij Teun en Annie de Boer-Blaauw.

Piet

Piet heeft 8 jaar gevaren op de Cornelia en heeft veel ervaring opgedaan in het schippersvak.

Boelhouwers laatste jaren in de binnenvaart

Aan het eind van de jaren dertig was de “bemanning” van de Cornelia naar alle windstreken uitgezworven. Van de kinderen voer alleen Piet nog op de Cornelia. De communicatie tussen de rest van de gezinsleden verliep veelal per post. Via de schipperskrant Schuttevaer bleven ze op de hoogte van het reilen en zeilen van de varenden. Als er een vracht aangenomen was, schreef men een briefkaartje. Men kon een kaartje sturen, “poste-restante”, dat hield in dat de post op het postkantoor bleef liggen tot het opgehaald werd. Van de vele post die toen verstuurd is, is niet veel overgebleven.
Hieronder een briefkaart aan Simon. Het is voor mij niet duidelijk wie de afzenders J en A en L zijn.

De kaart is vanuit Rotterdam verzonden

Van tijd tot tijd troffen de gezinsleden elkaar. Soms op doorreis in Nederland of België, soms bij bepaalde gelegenheden.

De volgende gezinsfoto is genomen in Leeuwarden in 1938. Cornelia draagt hier haar Brouwse muts, dit zou kunnen duiden op een speciale gelegenheid.

Gezinsfoto uit 1938 uit Leeuwarden

Aan het eind van de dertiger jaren nam de internationale spanning toe.
In augustus 1939 werd er een algehele mobilisatie afgekondigd, waardoor veel jonge schippers uit hun bedrijf werden gehaald. Ook Piet werd opgeroepen en ingedeeld bij de pontonniers in Dordrecht. Het is mogelijk dat toen Simon weer aan boord is gekomen om de plaats van Piet over te nemen. Het binnenlands vervoer ging min of meer gewoon door. Alleen de strenge winter van 1939-1940 legde de vaart voor twee maanden stil. Daarna kwam er abrupt een einde aan de periode in de binnenvaart van Boelhouwer en Cornelia.

Boelhouwer met schipperspet.

Hij kijkt bepaald niet vrolijk.
Zou hij een voorgevoel hebben gehad van de dreigende oorlog?