Inhoud
Willem en Lena
Willem (De Noorman) trouwde in Brouwershaven op 20-jarige leeftijd op 6 juli 1870 met Lena, de dochter van slager Johannes Theodorus Arnold.
Lena was een klein vrouwtje met rood haar.
Als Willem was uitgevaren op de garnalenvangst, zat Lena tegen de tijd dat de vissers terug werden verwacht met haar verstelwerk voor het raam. Ze kon dan de vaargeul inkijken en van verre zien of de BH4, het schip van haar Willem zich onder de thuisvaarders bevond.
De Noorman was steeds weer blij als hij bij het afmeren de kleine vrouw zag die op hem wachtte.
Lena’s voorgeslacht was opmerkelijk.
Haar vader Johannes Theodorus Arnold werd geboren in Brouwershaven op 20 mei 1813, als zoon van Theodorus Arnold en Anna Constandse.
Hij werd “vleeschhouder en varkensslachter”. In 1832 werd hij ingeschreven voor de nationale militie, lot nr. 11 (welke niet opgeroepen is).
Signalement: 1 el, 6 palm, 9 duim, aangezicht en voorhoofd; rond, ogen; blauw, kin; spits.
Tegen Johannes is een vonnis uitgesproken in een strafzaak op 30 januari 1835 voor de rechtbank van Eerste Aanleg te Zierikzee en op 23 juni 1836 voor het Hof van Assissen in Zeeland. Waarover het ging zou ik wel eens willen weten.
Johannes Arnold trouwde op 22 juli 1835 met Trijntje Adams, geboren in Brouwershaven 17 december 1816. Hij overlijdt 23 juli 1868 te Brouwershaven. Trijntje is daarna 24 jaar weduwe en was tussen 1861 en 1890 naaister van wol en linnen. Ze woonde bij haar dochter Lena en haar schoonzoon Willem van Beveren in huis toen ze op 24 augustus 1892 overleed.
De opa van Lena was Theodorus Arnold, geboren in Nimeque op 8 mei 1784, departement Samber en Maas. Zoon van Phillipe Arnold (leerlooier in Luik) en Marie Joseph Bonnee (deze trouwden in Aken op 6 april 1788). Hij was Sergeant-Majoor in de 121e Compagnie Kanonniers Kustwacht in garnizoen in Groot Scharendijke. Later was hij herbergier, slagter, vleeschhouder. Hij overleed als weduwnaar te Brouwershaven op 23 mei 1834.
Identificatie: lengte 1 m 76, gelaat; ovaal, licht pokdalig, normaal voorhoofd, blauwe ogen, normale neus, gemiddelde mond, ronde kin, haren en wenkbrauwen kastanje.
Hij trouwde in Brouwershaven op 22 augustus 1811 met Anna Constandse, caféhoudster en weduwe van Gerrit van Zuijen.
Hieruit wordt duidelijk via welke lijn er rood haar voorkomt in de familie van Beveren.
De kinderen van Willem en Lena
Pieternella
De oudste zus van Boelhouwer, Pieternella trouwde toen ze 30 jaar was op 1 nov 1900 te Brouwershaven met Pieter van Wouwe.
Hij was een zoon van Simon van Wouwe en Tannetje de Moor. Zijn Moeder Tannetje overleed kort voor zijn huwelijk op 28 juli 1900.
Pieter was de oudste broer van mijn oma. Ik heb hem ontmoet toen wij logeerden in het huis van zijn dochter Tanny Brouwer in de Kasteelstraat nr.12 in Vlissingen.
Pieter woonde beneden en zijn dochter woonde boven met haar man die machinist was bij de veerdienst Vlissingen-Breskens.
Pieter was toen al op zeer hoge leeftijd gekomen, maar nog zeer belangstellend en bij de tijd. Hij was douaneambtenaar geweest en scheepsmeter (iemand die schepen op meet en de ijkmerken in beitelt of brandt. Een scheepsmeting is het bepalen van de tonnenmaat of de maximaal toegestane waterverplaatsing en de scheepsafmetingen. Gerelateerde termen: afijken, meetbrief, ijkmerk).
Pieter was al sinds 1946 weduwnaar, zijn vrouw Pieternella overleed net na de oorlog in Vlissingen. Ze zullen daar heel wat hebben meegemaakt, want de oorlog was voor Vlissingen een bijzonder heftige tijd. De stad werd vaak gebombardeerd.
Hij vertelde boeiende verhalen, maar was een beetje doof (zijn oren moesten uitgespoten worden). Wij werden ’s morgens wakker omdat hij het nieuws op de radio keihard had aanstaan. Hij overleed op 3-2-1969 op 98-jarige leeftijd.
Zijn rouwkaart bevat een mooi getuigenis over hem en zijn geloof: Spr 10:7 “De gedachtenis van de rechtvaardige zal tot zegening zijn”.
Hun kinderen:
- Simon van Wouwe (1903)
- Lena van Wouwe (1905)
- Tannetje Tanny van Wouwe (1907)
- Willem van Wouwe (1909)
- Leendert van Wouwe (overleden 29 nov 1911 te Vlissingen)
- Boelhouwer van Wouwe (rijksbelastingdienst)
Simon was predikant te Serooskerke en is omgekomen door een auto-ongeluk bij Zeist. Er is in Serooskerke een straat naar hem vernoemd.
Jacoba
Het eerst bruiloftsfeest voor het gezin van Beveren was het huwelijk van de tweede dochter; Jacoba. Ze trouwde op 26 april 1899 in Brouwershaven met Dingeman van den Berge ook uit Brouw. Ook hij was van hetzelfde geboortejaar als Boelhouwer en dus waarschijnlijk ook klasgenoot.
Ze verhuisden naar Rotterdam, en Dingeman werd kapitein op het “wagenveer” te Rotterdam.
Het Wagenveer was een veer-verbinding over de Nieuwe Maas in Rotterdam. De Koninginnebrug die in 1878 was geopend had ernstige capaciteitsproblemen. Daarom werd op 1 juni 1911 het wagenveer tussen de Willemskade en Katendrecht in gebruik genomen. Het wagenveer werd uitgevoerd met stoomponten met een verstelbaar rijdek. Een tweede wagenveer werd in gebruik genomen op 9 september 1927 tussen de Parkkade en Charlois. Na de opening van de Maastunnel werd het wagenveer buiten gebruik gesteld.
In 1944 heeft de Duitse bezetter twee ponten van het wagenveer in de Dordtse Kil tot zinken gebracht om een eventuele geallieerde opmars te bemoeilijken.
Na de oorlog zijn de wagenveren tot 1967 ingezet tussen Vlaardingen en Pernis. Toen de Beneluxtunnel werd geopend is ook deze verbinding buiten gebruik gesteld. Een van de wagenveren heeft daarna nog tot 1979 dienst gedaan als blusfort bij het Gemeentelijk Havenbedrijf van Rotterdam. Uit: Wikipedia.
Jacoba staat op een foto van de 40-jarige bruiloft van Boelhouwer en Cornelia in 1944 in Alblasserdam.
Zij was een van de weinige familieleden die daar kon zijn, gezien de moeilijke oorlogsomstandigheden.
Jacoba overleed op 83-jarige leeftijd in 1957 te Rotterdam.
Ze hadden 6 kinderen: Willem, Pieternella, Dingeman Leendert, Johan, Lena, Marinus.
Trijntje Anna
Boelhouwers 2 jaar jongere zus Trijntje Anna was naaister en gaf les in de naaldvakken. Op haar foto is te zien dat er veel zorg is besteed aan haar kleding.
Ze trouwde op haar 31ste met Leendert van der Weele, op 25 maart 1909 te Brouwershaven. Ze gingen wonen in Yerseke.
Trijntje Anna kreeg daar haar eerste twee kinderen, maar werd daar depressief. Hierna woonden ze kort in Zierikzee.
Dat was slechts 3 kwartier met de stoomtram van Brouw verwijderd. En het eindpunt van de tram was net achter haar ouderlijk huis. Als Leendert wachtdienst had op het wachtschip Ramses logeerde Trijntje Anna nog al eens bij haar ouders. De kinderen mochten dan spelen met het speelgoed van tante Jo.
Ze mochten ook op zolder waar verder niemand kwam en waar slechts een kleine dakkapel licht gaf. Ze liepen mee met Opa Willem als hij naar zijn kantoor ging en als het koud was, nam hij de handen van de kinderen en stopte die in zijn jaszak.
Trijntje Anna herinnerde zich de tijd dat haar vader met haar ging wandelen langs de dijk naar den Osse. Hij vertelde haar van de standvogels die zomer en winter op dezelfde plaats bleven en van de trekvogels die ieder jaar heen en weer trokken als ‘een school vissen’ in de lucht.
Hun leven is beschreven in een boek van Peter Verton “Leendert van der Weele”.
Via hen weten we het meeste over het gezin waaruit Boelhouwer kwam.
Leendert werd opzichter van de visserij te Bruinisse.
Trijntje Anna stierf in 1929 aan borstkanker. Van haar is een afscheidsbrief aan haar kinderen bewaard gebleven.
Geliefde kinderen!
Daar ik u spoedig verlaten ga komt het verlangen bij mij op u nog een afscheidswoord te schrijven. Ge zult het verdere van uw levensweg ‘zonder moeder’ zijn en dat is voor ieder kind een gemis. Maar erger zou het zijn als ge ‘zonder God’ uw levenspad moest gaan. Ik hoop dat ge daarvoor bewaard moogt blijven, want dat loopt uit op den eeuwigen dood.(..)
Ik denk dat ge ook na mijn heengaan u zelf nog wel eens beschuldigen zult en denkt, had ik toch maar meer naar Moeder geluisterd, of had ik dit of dat maar niet gedaan. Maar kinderen onthoudt dit van mij, Moeder heeft u altijd gaarne vergeven als ge er berouw over had en ik wil het hier nog wel eens neerzetten: het is alles vergeven en vergeten voor zover ge iets tegen mij bedreven hebt, plaag uzelf daar maar nooit mee.
Gaarne kinderen zou ik willen dat ge aan mijn laatste vermaan gehoor geeft. Verhard uwe harten niet en laat het schijnschoon van de wereld u niet verlokken, want als ge op uw sterfbed ligt verlaat u alles wat tot de wereld behoort, zelf zij die ons het meeste liefhebben moeten dan achterblijven en staan er machteloos bij. Maar als ge in uw leven den Heere tot uw Leidsman leerde kennen en gij u aan Hem overgaf, dan gaat Hij mede ook door de doodsjordaan.
En kinderen als ge misschien op het lijden en kruis van mij ziet, zullen er misschien harde gedachten over God bij u opkomen, maar ge moet dat niet doen. Ik moest ook mijn levensles leren en dat was: dat de Heere van ons gediend wil worden van ganser harte. Niet de wereld wat en God ook een beetje. Hij moet de eerste plaats hebben. ‘Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben’, van dat gebod kan niets af.
En voorts kinderen leef in liefde met elkander. Als ieder zijn eigen ik wat op de achtergrond schuift, valt het wel mee en zelf hebt ge er het meeste voordeel van want ge zijt nog in de jaren dat uw karakter gevormd wordt voor heel uw leven. Lees in betrekking tot hen die u nog overbleven het mooie versje van Beets eens: ‘O heb ze lief die God u heeft gegeven’.
Veel zou ik u nog wel willen schrijven, maar het valt me niet meer gemakkelijk.
Ik zou altijd als de ure der verzoeking tot u komt u wel bij de hand willen nemen en zeggen: vraag uzelf eerst af wat de Heere wil dat gij doen zult.
Maar ik heb u aan God opgedragen. En zoals ik van mezelf geloof dat Hij het is die mij als zondaar aan zijn voeten bracht en me ook genadig wil zijn, zo geloof ik ook dat Hij mijn gebeden voor u zal verhoren.
Maar meisjes vergeet nooit Psalm 89 vers 14:’Dan zal ik hen die dwaas en wreevlig overtreen..enz’
En nu vaart wel en indien het Gode behaagt ‘tot weerzien’ daar boven.
Uwe liefhebbende Moeder
Op de dag van de begrafenis kwamen er twee koetsen voorrijden.
De vier paarden die ervoor stonden hadden zwarte pluimen op hun hoofd en waren gehuld in een laag hangend dekkleed met een zwarte kap waarin gaten waren uitgespaard voor de oogkleppen.
Pieternella zorgde voor de kinderen; die mochten niet mee, want een begrafenis was toen iets voor de mannen. In de tweede koets stapten Jacob uit Haamstede en Willem die naar Bruinisse was gekomen.
Vader Willem is nooit over het verlies van zijn geliefde dochter heen gekomen en stierf kort daarna, zo beschrijft Peter Verton.
Jacob
Jacob was het 7 jaar jongere broertje van Boelhouwer en we kennen hem als makker van Leendert van der Weele waarmee hij als kwajongen allerlei streken uithaalt.
Jacob trouwt als hij 30 jaar is, op 13 aug 1913 te Rotterdam met Cornelia Smouter uit Barendrecht.
Cornelia was onderwijzeres in Brouwershaven. De advertentie waar ze op reageerde staat in het gedenkboek: school maken met de Bijbel van G.C.Groenleer. Ze werd per 1 jan 1906 benoemd aan de school met de Bijbel in Brouwershaven. Ze had behalve een akte van bekwaamheid als onderwijzeres ook akten nuttig handwerken en gymnastiek.
Jacob ging werken bij de douane en via Terneuzen en Rotterdam werd hij kapitein op het douaneschip de Albatros te Vlissingen.
Mijn oom Piet van Beveren is in 1946 bij hem gaan werken en is later ook kapitein geworden op het douaneschip de Albatros. (De opvolger van dit schip heette ook weer de Albatros.) Oom Piet heeft nog een Duitse karabijn die door Jacob op het schip is achtergelaten.
Bas van Beveren, de jongste zoon van Jacob is in de oorlog doodgeschoten. Er is een mooie brief bewaard waarin Jacob daarover schrijft.
Zelf heb ik nog een felicitatiebrief waarin hij mijn ouders feliciteert met mijn geboorte.
Ik heb Jacob ontmoet als hoog bejaard man met een witte baard zittend op een bankje voor het bejaardenhuis Vreedenhof in Vlissingen.
De acht kinderen van Jacob en Cornelia waren:
- Helena (Lena) Ligteringen Terneuzen 1909
- Neeltje (Terneuzen)
- Pieternella (Nel) Prins (Koewacht)
- Adriana Cornelisse(Terneuzen)
- Willem van Beveren (Terneuzen) en Pieternella Suurmond (O-W Souburg)
- Mieke Bleeker (Rotterdam)
- Bastiaan van Beveren (Rotterdam)
- Johanna Theodora Roelofsen (Rotterdam)
Wij hebben in Vlissingen een vakantie doorgebracht in het huis van zijn dochter Nel (Pieternella) Prins. Ze hadden een schildersbedrijf.
In een interview met zijn zoon Willem uit Middenbeemster wordt een goed getuigenis gegeven over het gezin van Jacob.
“Wim van Beveren werd op 18 maart 1920 in Terneuzen geboren in een Gereformeerd, liefdevol gezin dat acht kinderen rijk was. Hij bewaart er warme herinneringen aan, die hij een leven lang, met zich meedraagt. Zoals hij ook als leidraad meekreeg dat geloven “ver-trouwen” is”.
Een interview met Van Beveren betekent dwalen door zijn Zeeuwse jeugd, omzien naar de oorlogsjaren waarin hij moest onderduiken en het huwelijk met Nellie moest worden uitgesteld.
Het betekent ook praten over de tijd bij de Irenebrigade en zijn werk bij het Waterschap.
Johanna Theodora
Het leven van Boelhouwers jongste zus, Johanna Theodora is mij goed bekend via een gedicht dat geschreven is voor haar 70 ste verjaardag.
Het felicitatiebriefje van haar moeder Lena is hiervoor al afgedrukt. Ze was blijkbaar al op 12 jarige leeftijd het huis uit en je merkt dat haar moeder het maar erg stil vindt. Johanna verloor haar moeder toen ze nog maar 23 jaar was.
Jo maakte zich op allerlei manieren verdienstelijk maar haar schoonzus Cornelia (Smouter) stimuleerde haar om voor kraamverzorgster te gaan leren.
Jo was een forse vrouw met een opgeruimd karakter en een krachtige uitstraling.
Herinneringen aan Tante Jo
Door haar nicht Nel Prins-van Beveren
Om herinneringen aan U tante Jo gestalte te geven
Nou daar hoef ik niet voor te beven
Honderdduizend dingen bestormen mijn brein
Ik weet wel waar ’t begint, maar niet waar ’t einde
Het gaat terug naar mijn tiende jaar zal ’t zijn
Ja, toen gingen wij zomaar
Een maand in de Nieuwstraat naar Brouwershaven
Wij, dat waren de acht Beverkinderen met pa en moe
Opa Willem leefde toen nog
En tante Jo fungeerde daar toch
Als hulp bij opa in huis
Wat hebben we daar veel genoten, veel gezien
Er logeerde aan de kaai nog een nichtje onze Brien
Die met Japje daar enkele weken was
Tante Jo bakte stropertjes, o wat was
Dat een heerlijke versnapering
Tante en opa vertelden verhalen en geen ding
Was hun teveel, om het de neven en nichten
Naar de zin te maken
Slechts enkele jaren later is opa heengegaan
Maart 1930 kwam tante Jo alleen op de wereld te staan
Ze ging nog enkele jaren naar oom Jaap in Haamstede
Tot ook deze man was overleden
Vanaf die tijd was ze min of meer bij ons thuis geregelde gast
Ik weet nog haar bezoek in Kruiningen, ze was toen vast
Al in de dertig jaren, maar nooit in een trein geweest
Je begrijpt haar uitgang naar ons was een regelrecht feest
El, el ze kon ’t maar niet goed begriepen
Dat zij in een trein zat, terwijl de mensen vroeger alles liepen.
Ja, over die treintocht kon ze dagenlang praeten
Maar ’t zij gezegd ondertussen verstelde ze kleding en stopte ze gaeten
Zodat het nadien een gewoonte werd
’s Zomers kwam tante Jo, en dan kon ze haar hert
Ophalen aan verstellen van dekens, overtrekken
Edoch juffrouw Smouter stak stevige stekken
Jo zei ze, je bent een heel aardig kind
Maar je broer is ’t met mij eens ik vind
Dat je een vak moet gaan leren
Dat reizen en trekken en dan hier en dan daar logeren
Kun je niet je leven lang blijven doen
Bovendien, om niet al te wereldvreemd te raken
Moet je echt vaste werkdagen gaan maken
Niet dat tante Jo zich ooit zat te vervelen
Integendeel, maar ook zij kon niet verhelen
Dat vast werk en eigen verdiensten haar wel zouden baten
Zo koos ze: want ze kon het zorgen niet laten
De studie voor kraamverpleegster, dat werd haar vak
Vanuit het huis van haar broer leerde ze en zette haar arbeid in.
Ondertussen bestond dit Vlissings gezin
Uit 6 meisjes en twee jongens tussen 9 en 21 jaar
Dat was heus een goede vooroefening voor haar
El, el ze liepen der soms haast nekend rond
Stel je voor op een morgen vroeg, daar stond
Wim in z’n singlet zich zo maar beneden te wassen
Tante werd rood, bleek haar ogen vlogen door de kassen
Totdat ze uitbarstte: el, el as je dat ziet
D r is geen schaemte meer in desen tied
Wer mot dat nae toe as ieder ier mer naekend gaet loope
Kan zoan aep van n jonge gin degelijke klere koape?
El, el je zou van schrikke verstieve
Zoa kan k hier toch echt niet langer blieve
De vijftienjarige jongen gaf als commentaar
O, tante blijf gerust en wen hier vast maar
Aan naaktlopers en floddermadams
Dan is er tenminste een heel goede kans
Dat u gauw bij uw toekomstige werkgevers thuis zult raken
Want ook daar ziet u vast zulk soort zaken
Die uw haren ten berge zullen doen reizen
Geloof me u zult ons later als goede leermeesters prijzen
Maar tante zuchtte: k zegge me zoa
Vee praes en gin schaamtegevoel o zoa
In de oorlog raakten we wat uit elkaar
Want tante Jo ging dan hier dan daar
Kinderen ter wereld helpen brengen
En toch tussen al die herinneringen mengen
Zich de beelden van een tante aaneen die
Dwars door alle oorlogsnood heen zei; zie
Mensen alle aardse dingen bezwijken
Niet de bezitters zijn de rijken
Maar zij die op de Heere vertrouwen
Zullen , al verliezen ze alles
Toch hun schatten behouden
15 Augustus 1943 kwam tante Jo in Vlissingen
Uit de kerk haar nicht Nel Prins tegen
En liet zich toen door deze bewegen
Mee naar haar huis in de Anjelierenlaan te gaan
We aten, hadden de twee oudsten naar bed gedaan
Terwijl de baby in de wieg in t achterkamertje bleef staan
Juist zouden we van onze zondagsrust gaan genieten
Of daar gooiden de Amerikanen bommen
En de Duitsers begonnen te schieten
Jo en Nel vlogen naar boven en pakten de
Jongens van twee en drie jaar
Zo stonden we in de w.c. met z’n vijven bij elkaar
T Huis zeeg als een kaartenbak ineen
Naar de wieg kon geen van ons heen
Want meteen vielen er weer bommen zodat ’t er niet om loog
En de deur eruit, en de lampekap om onze hoofden vloog
In het nabuurhuis over het puin hoorden we klagelijk vragen
Vrouw Prins kan u me niet dragen
Het buurjongetje stak met z´n hoofdje uit het puin
Onze baby was in leven en wij door een wonder gered
Want aan de overkant van de straat, daar lag het bed
Waar we zo juist Frits en Jaap uit trokken
Rondom eene ruine, puinhopen en brokken
In de huizen aan weerszijden verloren er twee het leven
En was het die dag daar nog maar bij gebleven
Aan ’t eind van de dag stonden 20 doden opgebaard
Wij keken verdwaasd, waren wij allen gespaard.
Toch ontvingen we weer moed om verder te gaan
Ja al deze dingen spoorden tante Jo slecht aan
Om met nog meer ernst haar arbeid en evangelisatiewerk te doen
Zo ging het leven verder in die oorlogstijd van toen
Na de oorlog ging tante Jo in het Vlissingse haventje wonen
Hier kon zij als zuster, vrouwenclub en zondagsschoolleidster tonen
Hoe God wil helpen, door de handen en daden van zijn kinderen
Haar moeilijk en zware werk deden haar liefde niet minderen
Integendeel dwars door al deze belevenissen heen werd zij gesterkt en wist iedereen
Van wie ze die kracht en die liefde ontving
Toch werd zij wat ouder en van t haventje ging
Zij naar het bejaardenhuis om daar werk te verrichten
Geplaagd door pijnlijke voeten moest zij toch zwichten
Er is op Kapelle bij den heer Koster de huishouding gaan besturen
Daar bleef ze getrouw tot zijn laatste uren
Vader, moeder broers en zussen waren reeds allen heen
En zo bleef toen onze tante in Kapelle alleen
Nee niet alleen, want naast liefde van nichten en neven
Is God haar hulp en steun gebleven
Zo heb ik haar als nicht gevolgd, ‘k mocht
Gods werk in haar aanschouwen
K zag hoe de grote Kunstenaar als machtig beeldhouwer
Met vaste hand haar vormde kapte en sneed
Zo vormt Hij steeds en maakt haar ook gereed
Burgers te zijn van t eeuwig koninkrijk
Door Hem door Hem alleen om ’t eeuwig welbehagen
Ja God was haar ten schild in ’t strijdperk van dit leven
En koning Jezus heeft voor haar zijn kostbaar bloed gegeven
Ik weet dan ook dat door Zijn kracht
Tante Jo tot hiertoe haar 70 levensjaren heeft volbracht
En in haar hart kan men deez lofzang horen.
Ps.27:7
Zo ik niet had geloofd dat in dit leven
Mijn ziel Gods gunst en hulp genieten zou
Mijn God waar was mijn hoop mijn moed gebleven
Ik was vergaan in al mijn smart en rouw
Wacht op den Heer godvruchte schaar houdt moed
Hij is getrouw de bron van alle goed
Zo daalt Zijn kracht op u in zwakheid neer
Wacht dan, ja wacht, verlaat u op den Heer
De laatste jaren woonde Tante Jo in bejaardenwoning in Kapelle. We zochten haar op maar ze was niet thuis. Even later kwam ze aanhollen.
Ze was op visite geweest en had gezegd toen ze toevallig door het raam keek: El, el ik geloof noe toch dat ik daar een neef voorbij zie komen. Het antwoord was: ach mens, jie ziet ook overal neven en nichten!
Johanna Theodora van Beveren overleed als laatste van het gezin van Willem en Lena op 23 september 1974 te Kapelle.